Wat vooraf ging
Terwijl de vaste containermannen Martien en De Kok zich nog eens lekker in hun warme bedjes omdraaiden zaten twee buurtkatten, de Schèle Prei en Manke Nelis, op de Kloostertuinmuur op de uitkijk om de piepkuikens van De Kok te vangen. Ze verrekten van de honger maar hadden geen schijn van kans tegen d’n haan die ze met hand en tand verdedigde. Toen De Kok uit zijn slaap was gekraaid door d’n haan had hij het raam hard dicht geslagen en nu zat het gordijn ertussen en kreeg hij het met geen mogelijkheid meer open. Bij een laatste wanhopige ruk knapte de ruit en lazerde honderduzend stukjes glas de slaapkamer in…